Wat is de betekenis van Online?

2024-04-18
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

online

(bijvoeglijk naamwoord) [ict] verbonden, aangekoppeld, op het web, via internet - Wie niet verbonden is kan niet eens betalen! En we hebben in dit dorp nog steeds geen glasvezel. - Kopen doe ik al jaren alleen nog via internet.

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

online

online - Bijvoeglijk naamwoord 1. (informatica) in verbintenis met het internet Hij was een tijdje online geweest. Daarvan bestaat ook een online versie. online - Bijwoord 1. (informatica) in verbintenis met het internet ...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

online

online - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-lajn 1. rechtstreeks verbonden met server of internet ♢ als jij en ik online zijn, kunnen we met elkaar chatten Bijvoeglijk naamwoord: on-lajn

2024-04-18
Basisboek Online Marketing

Marjolein Visser & Berend Sikkenga (2011)

Online

De situatie waarin er een verbinding is met internet.

2024-04-18
Internet woordenboek

Ensie (2001)

online

Met openstaande verbinding. Van online-communicatie is sprake wanneer het contact via de (telefoon)lijn tussen zender en ontvanger (bijvoorbeeld de Intemet-gebruiker en de provider) gedurende de communicatiesessie in stand blijft. Zie ook: offline.

2024-04-18
Woordenboek Internettaal

Martin Bannink (1995)

Online

Uiteraard het tegenovergestelde van 'offline'. Je bent online als je via een telefoonlijn druk bezig bent bestanden uit andere computers te roven. Als je dit een avondje aan het doen bent, zal niemand je telefonisch kunnen bereiken. En als iemand je een paar keer tevergeefs probeert te bellen, denkt hij (of zij) dat je uren met iemand anders zit te...

2024-04-18
Woordenboek automatisering

Henk Biemond (1985)

Online

Gekoppeld De mogelijkheid om via een terminal rechtstreeks met een computer te communiceren.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)