online
(bijvoeglijk naamwoord) [ict] verbonden, aangekoppeld, op het web, via internet - Wie niet verbonden is kan niet eens betalen! En we hebben in dit dorp nog steeds geen glasvezel. - Kopen doe ik al jaren alleen nog via internet.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(bijvoeglijk naamwoord) [ict] verbonden, aangekoppeld, op het web, via internet - Wie niet verbonden is kan niet eens betalen! En we hebben in dit dorp nog steeds geen glasvezel. - Kopen doe ik al jaren alleen nog via internet.
Wiktionary (2019)
online - Bijvoeglijk naamwoord 1. (informatica) in verbintenis met het internet ♢ Hij was een tijdje online geweest. ♢ Daarvan bestaat ook een online versie. online - Bijwoord 1. (informatica) in verbintenis met het internet ...
Muiswerk Educatief (2017)
online - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-lajn 1. rechtstreeks verbonden met server of internet ♢ als jij en ik online zijn, kunnen we met elkaar chatten Bijvoeglijk naamwoord: on-lajn
Ensie (2001)
Met openstaande verbinding. Van online-communicatie is sprake wanneer het contact via de (telefoon)lijn tussen zender en ontvanger (bijvoorbeeld de Intemet-gebruiker en de provider) gedurende de communicatiesessie in stand blijft. Zie ook: offline.
Martin Bannink (1995)
Uiteraard het tegenovergestelde van 'offline'. Je bent online als je via een telefoonlijn druk bezig bent bestanden uit andere computers te roven. Als je dit een avondje aan het doen bent, zal niemand je telefonisch kunnen bereiken. En als iemand je een paar keer tevergeefs probeert te bellen, denkt hij (of zij) dat je uren met iemand anders zit te...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: