Wat is de betekenis van ongebondenheid?

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ongebondenheid

s., lossens; (van aard), wyldsin.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongebondenheid

v (...heden), losbandigheid.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ongebondenheid

v. ongebondenheden (losbandigheid, uitspatting): zich schuldig maken aan ongebondenheden.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongebondenheid

v. (...heden) 1. Eig. het ongebonden zijn. 2. Metn. ongebonden (3) handeling.