Wat is de betekenis van Onbezoedeld?

2024-04-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

onbezoedeld

niet verontreinigd Hij kwam me vroeg in de ochtend ophalen, met een open auto, de dag was nog onbezoedeld en rook naar gras en dauw. (Erwin Mortier, Godenslaap) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 3 Vlaamsheid: 1

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

onbezoedeld

Van een natuurgebied, de lucht enz.: niet vervuild, niet verontreinigd. - Zie ook bezoedelen. Sierlijke woningen te midden van bloemen en groen, water, zon en onbezoedelde, heldere lucht, Knack 18/4/1973, p. 139. Aantrekkelijke omgeving met visvijver (onbezoedeld natuurgebied), Mech. 1/6/1978.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbezoedeld

bn., vlekkeloos, zuiver, rein, eig. en fig.: haar onbezoedeld kleed; een onbezoedelde naam; onbezoedeld door het leven gaan.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onbezoedeld

bn. (vlekkeloos, rein): de kleertjes waren nog onbezoedeld; een onbezoedelde glans.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onbezoedeld

('zoedəlt) bn. en bw. vlekkeloos, zuiver, rein: haar kleed, hart.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbezoedeld

bn. niet bezoedeld, vlekkeloos, zuiver, rein ; haar onbezoedeld kleed; den onbezoedelden naam zijns vaders hooghouden; onbezoedeld door het leven gaan.

Gerelateerde zoekopdrachten