Wat is de betekenis van Onafscheidbaar?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onafscheidbaar

bn. bw., (w. g.) onafscheidelijk: twee onafscheidbare vrienden; Oranje en Nederland zijn onafscheidbaar één.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onafscheidbaar

onafscheidbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. dat iets niet van een andere zaak te scheiden is Zij waren al vele jaren onafscheidbare vrienden. Woordherkomst afleiding van afscheidbaar met het voorvoegsel on- Antoniemen afscheidbaar

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onafscheidbaar

bn., bw. (niet afgescheiden kunnende worden; onscheidbaar; innig verbonden; niet te scheiden): welvaart is een onafscheidbare gezellin van de vrede.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onafscheidbaar

(onaf'scheidba:r) 1. bn. (...bare) niet afgescheiden kunnende worden: de tevredenheid is van een rustig geweten. 2. bw. zo dat geen scheiding mogelijk moet geacht worden: verbonden, vastgehecht aan iemand.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onafscheidbaar

bn. bw. zoo innig met iem. of iets verbonden, dat geen scheiding mogelijk is, aan geene scheiding valt te denken : twee onafscheidbare vrienden; Oranje en Nederland zijn onafscheidbaar één. ONAFSCHEIDBAARHEID, v.