Wat is de betekenis van Omwippen?

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omwippen

v., omwippe.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omwippen

(wipte om, heeft en is omgewipt), 1. door wippen doen omvallen: hij lichtte hem het beentje en wipte hem in eens om; 2. wippend omvallen: hij stootte tegen het tafeltje dat daardoor omwipte; 3. om iets heen wippen: daar kwam het vlugge ding weer de hoek omwippen.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omwippen

wipte om, h. (1), i. (2, 3) omgewipt (1 door wippen doen omvallen; 2 vlug om iets heengaan; 3 wippend omkantelen, omvallen): 1. een kipkar omwippen; hij wipte het tafeltje omwippen; 2. de jongen wipte vlug het huis om; 3. de stoel viel tegen het pedestal, dat omwipte.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omwippen

('om) (wipte om, omgewipt) 1. (heeft) door wippen doen omvallen: een tafeltje -. 2. (heeft en is) eromheen wippen: hij is vlug de hoek omgewipt. 3. (is) wippend omvallen: het tafeltje is omgewipt.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omwippen

Omwippen (wipte om, heeft en is omgewipt), door wippen doen omvallen: hij lichtte hem het beentje en wipte hem in eens om; — hij stootte tegen het tafeltje dat daardoor omwipte, omviel; — om iets heen wippen: daar komt me dat vlugge ding weer den hoek omwippen.