omvangen
omvangen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omvang omvangen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van omvangen
Wiktionary (2019)
omvangen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omvang omvangen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van omvangen
Van Dale Uitgevers (1950)
(omving, heeft omvangen), 1. omvatten: hij trachtte haar met zijn armen te omvangen: — de stad ‘is met een muur omvangen, ingesloten; 2. (fig.) hij voelde zich door haar blikken omvangen, hij voelde dat zij al zijn doen en laten (liefderijk, zorgvol) gadesloeg; zijn liefde omvangt allen, strekt zich over all...
Jozef Verschueren (1930)
(om'vangən) (omving, heeft omvangen) 1. met handen of armen omsluiten: iemands middel -. Syn. ➝ omarmen. 2. overzien: met zijn blik het landschap -. 3. omgeven: de nevel had de bergen -.
J.H. van Dale (1898)
Omvangen (omving, heeft omvangen), omvatten: hij trachtte haar met zijn armen te omvangen; de stad is met een muur omvangen, ingesloten; — (fig.) hij voelde zich door haar blikken omvangen, hoe voelde dat zij al zijn doen en laten (liefderijk, zorgvol) gadesloeg; — zijn liefde omvangt allen, strekt zich tot allen uit; — hij trac...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: