Wat is de betekenis van Omvangen?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omvangen

omvangen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omvang omvangen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van omvangen

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omvangen

(omving, heeft omvangen), 1. omvatten: hij trachtte haar met zijn armen te omvangen: — de stad ‘is met een muur omvangen, ingesloten; 2. (fig.) hij voelde zich door haar blikken omvangen, hij voelde dat zij al zijn doen en laten (liefderijk, zorgvol) gadesloeg; zijn liefde omvangt allen, strekt zich over all...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omvangen

omving, h. omvangen (omvatten): met de armen omvangen; fig. met e. blik omvangen.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omvangen

(om'vangən) (omving, heeft omvangen) 1. met handen of armen omsluiten: iemands middel -. Syn. ➝ omarmen. 2. overzien: met zijn blik het landschap -. 3. omgeven: de nevel had de bergen -.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

omvangen

(omving, heeft omvangen), omvatten.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omvangen

Omvangen (omving, heeft omvangen), omvatten: hij trachtte haar met zijn armen te omvangen; de stad is met een muur omvangen, ingesloten; — (fig.) hij voelde zich door haar blikken omvangen, hoe voelde dat zij al zijn doen en laten (liefderijk, zorgvol) gadesloeg; — zijn liefde omvangt allen, strekt zich tot allen uit; — hij trac...

2024-04-19
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Omvangen

zie Omarmen.