Wat is de betekenis van Omsteken?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

omsteken

(1929) (Barg.) abortus plegen. Zie ook: omsteekster*. • Dat 'et was gekomme, dat was haar slamielerigheid. Maar dat ze 'et niet had wille late omsteke, dat was een judasstreek tegen d'r goosser. (Benno Stokvis: De rooie. 1929) • Omsteken: laten omsteken: abortus provocatus laten plegen. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (En...

2024-04-28
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

omsteken

abortus plegen In 1929 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Een ‘aborteur’ werd wel een omsteker genoemd. • Dat ’et was gekomme, dat was haar #slamielerigheid [onhandigheid]. Maar dat ze ’et niet had wille late omsteke,...

2024-04-28
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

omsteken

Onder een trap met omgestoken treden wordt verstaan een spiltrap waarbij de al dan niet geprofileerde voorzijde met een afschuining of karakteristiek profiel wordt teruggebracht tot de breedte van het pengat in de spil, in tegenstelling tot de trap met baarden.

2024-04-28
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

omsteken

abortus plegen: Dat ’et (de baby) was gekomme, dat was haar slamielerigheid. Maar dat ze n’et niet had wille late omsteke, dat was een judasstreek tegen d’r goosser, STOKVIS1 10.

2024-04-28
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

omsteken

omsteken - aborteren.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omsteken

(stak om, heeft omgestoken), 1. (w. g.) anders steken; 2. (van granen e.d.) omwerken, omzetten: het koren begint te broeien, het dient hoognodig omgestoken te worden; 3. (Zuidn.) omspitten: een akker omsteken; 4. (Zuidn.) doen omvallen: een kar omsteken; 5. door afsteken doen vallen: de tuinman heeft de stekjes met zijn spa...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omsteken

stak om, h. omgestoken (Z.-N. omspitten): een tuin omsteken.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omsteken

('om) (stak om, heeft omgestoken) door steken omwerken: broeiend graan -.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

omsteken

(stak om, heeft omgestoken), 1. (vero.) anders steken; 2. (van granen e.d.) omwerken, omzetten: het koren begint te broeien, het dient hoognodig omgestoken te worden; 3. een illegale abortus plegen; 4. door afsteken doen vallen: de tuinman heeft de stekjes met zijn spa omgestoken.

Gerelateerde zoekopdrachten