Wat is de betekenis van Omringen?

2024-09-10
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-09-10
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omringen

omringen - Werkwoord 1. (ov) aan alle kanten omgeven Hij werd omringd door zijn vijanden.

2024-09-10
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

omringen

omringen - regelmatig werkwoord uitspraak: om-rin-gen 1. ergens omheen doen of zijn ♢ die jongen omringt zich met slechte vrienden Regelmatig werkwoord: om-rin-gen ik omring jij/u omring...

2024-09-10
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omringen

v., omringje, biwâlje, omjaen.

2024-09-10
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-09-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omringen

(omringde, heeft omringd), 1. aan alle kanten omgeven, zich in een kring om iets heen bevinden: de gracht die het kasteel omringt; de hovelingen omringen de vorst; hij vergat al wat hem omringde; een krans van grijsachtige haren omringde zijn kruin; 2. rondom insluiten, omsingelen: door vele vijanden omr...

2024-09-10
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omringen

omringde, h. omringd (als in of met een ring, d.i. aan alle kanten, omgeven; omstuwen): de dames omringden de vorstin; fig. van, door, met gevaren omringd.

2024-09-10
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omringen

(om'ringən) (omringde, heeft omringd) 1. aan alle kanten omgeven: de kinderen omringden de koningin; bomen de akker. 2. rondom insluiten: door de vijand omringd. Syn. ➝ berennen. 3. rondom voorvallen, aanwezig zijn: hier omringde haar de stilte.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-09-10
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Omringen

Werkwoord: ombrengen, rondbrengen, omdragen, ronddragen, omslepen, omleiden, rond moeten. omringen, omhangen, omtrekken, afzetten, singelen, omsingelen, omzweven, omgeven, omsluiten, omstuwen, omwoelen, omspannen, cirkelen, omvatten, omwikkelen, bewikkelen, bewinden, bewoelen, omvangen, omvademen, omvamen, omwerken, omwingerden, omwademen,...