Omdartelen
I. (dartelde om, heeft omgedarteld), 1. dartelend om iets heen lopen of huppelen : de kinderen dartelden vrolijk de kamer om; 2. dartelend en spelend rondlopen : het speelse volkje heeft de ganse dag omgedarteld; II. (omdartelde, heeft omdarteld), (dicht.) dartelende omgeven.