Wat is de betekenis van Olymp?

2024-04-29
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Olymp

Olympus; engelenbak.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Olymp

m., Olympus.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Olymp

(o’limp) m. Olumpos.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Olymp

Olymp m. Olympus.

2024-04-29
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Olymp

verkorting van Olympus.

2024-04-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Olymp

Olymp, *-US, m. naam van eenen berg in Thessalië, zetel der goden, hemel. *-IADE, v. (-n), tijdvak van vier jaren (bij de oude Grieken). *-ISCH, bn. hemelsch; de -e spelen, plegtige openbare volksspelen om de vier jaren (in het oude Griekenland).