Wat is de betekenis van okselfris?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

okselfris

(1959) (sch.) erg fris; fit; uitgerust; sprankelend. Oorspr. reclametaal: zonder kwalijke geur in de oksels. De term duikt in 1959 voor het eerst op in krantenadvertenties, zoals: "altijd okselfris met de nieuwe ODOREX ROLLER." Vgl. kakelvers*. • Na ons breedsprakerige artikel over tandschoon kon okselfris niet meer uitblijven. Wij kregen het...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

okselfris

okselfris - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ok-sel-fris 1. wie zich fris, gezond en krachtig voelt ♢ okselfris gingen we aan de slag 2. met frisse oksels ♢ met deze deodorant blijft u de hele d...

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten