Wat is de betekenis van oeverloos?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

oeverloos

oeverloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder begrenzing, zonder einde vooral bij praten en discussiëren Het oeverloze gepraat van de man kon niemand meer boeien. Woordherkomst afgeleid van oever met het achtervoegsel -loos Synoniemen zeverend, leuterend, jeuzelend, verleute...

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oeverloos

bn., (dicht.) zonder oevers: een oeverloze zee.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Oeverloos

Oeverloos bn. (dicht.) eene oeverlooze zee.

2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)