oeverloos
oeverloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder begrenzing, zonder einde vooral bij praten en discussiëren ♢ Het oeverloze gepraat van de man kon niemand meer boeien. Woordherkomst afgeleid van oever met het achtervoegsel -loos Synoniemen zeverend, leuterend, jeuzelend, verleute...