Oecologie
zie ecologie.
G. Th. van Kempen (1974)
(G., oikos = huis; logos = leer, wetenschap), de wetenschap die de betrekkingen bestudeert van het organisme (plant of dier) met het biotische (levende, dus andere dieren of planten) en abiotische (bodemgesteldheid en klimaat) milieu. De autoecologie gaat uit van het organisme; de synoecologie van het milieu.
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
wetenschap van de verhouding van planten of dieren tot hun omgeving en van de verhoudingen van planten- en dierenwereld onderling,
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
Van Dale Uitgevers (1950)
v., onderdeel der biologie dat de verhouding bestudeert van levende organismen ten opzichte van de levende en niet-levende buitenwereld (temperatuur, licht enz.).
Winkler Prins (1949)
studie der betrekkingen van levende organismen tot de niet-levende (temperatuur, licht enz.) en levende buitenwereld (mimicry, parasitisme, symbiose).
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
(1, bij de dieren), afgeleid van het Griekse woord oikos, woonplaats, en logos, leer, is de wetenschap die de verhouding van de dieren tot hun omgeving tot onderwerp heeft. Men kan daarbij óf de invloed nagaan, die het individu van zijn levenloze omgeving ondervindt (auto-ecologie), óf ook de invloed van de levende omgeving daarbij be...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: