Wat is de betekenis van Noordbrabants?

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Noordbrabants

1. bn., bw. ([als] van, uit, in, eigen aan N.-B.): de Noordbrabantse klederdracht; 2. Noordbrabantse, v. Noordbrabantsen (vrouw, meisje uit N.-B.).

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Noordbrabants

(no:rd'bra:bants) 1. bn. (als) van, in, uit, eigen aan, betreffende Noordbrabant. 2. o, Noordbrabants dialekt.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Noordbrabants

bn., uit, van, met betrekking tot Noord-Brabant of de Noordbrabanders.