Wat is de betekenis van noodzaak?

noodzaak - Zelfstandignaamwoord 1. iets moeten hebben voor vaak praktische of medische redenen ♢ Insuline krijgen is een noodzaak voor diabetespatiënten. noodzaak - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noodzaken ♢ Ik noodzaak...

noodzaak - zelfstandig naamwoord uitspraak: nood-zaak 1. wat dringend en onvermijdelijk is ♢ het is bittere noodzaak dat we bezuinigen Zelfstandig naamwoord: nood-zaak de noodzaak

s., needsaek.

...

v., zaak, geval van nood, omstandigheid dat iets onvermijdelijk of zeer dringend is: dat is een absolute noodzaak; ik zie de noodzaak daarvan niet in; iets uit noodzaak doen; zonder noodzaak, zonder dat het nodig is.

v. (dwang): verzoeke niet te bellen buiten (of: zonder) noodzaak, zonder dat het nodig is.

('no:t) v. 1. dwang : iets uit doen. 2. Verzw. dringende aanleiding, behoefte : men wordt verzocht zonder of buiten niet te bellen of aan te schellen.

Noodzaak - Zie BEWAARGEVING en OVERMACHT.

v./m., 1. zaak, geval van nood, omstandigheid dat iets onvermijdelijk of zeer dringend is: dat is een absolute noodzaak; dat is geen ik zie de daarvan niet in; iets uit noodzaak doen; zonder noodzaak, zonder dat het nodig is; 2. natuurlijke of logische noodzakelijkheid, onafwendbaar gevolg.