Wat is de betekenis van Nippertje?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nippertje

o., in de uitdr. op het nippertje, op het laatste ogenblik, zo dat men geen minuut later had moeten komen of dat iets nog net kan geschieden, ternauwernood.

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

nippertje

(1928) (inf.) borrel. Vooral in de verbinding 'een nippertje (nipperke) nemen.' • een propje nemen, een neutje nemen, een spatje nemen (ophebben), een graantje pikken, een nippertje nemen, een taaien pakken, druppelen (zn.),borrelen, eenen pakken, er eentje pakken, pinten (zn.), gul wijn drinken, uit het patersvaatje tappen. (L. Brouwers: Het...

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nippertje

nippertje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord nipper 1. laatste mogelijkheid (gangbaar in de uitdrukking: op het nippertje) 2. iemand die met heel kleine teugjes drinkt en klein, goed bekend of min wordt gevonden Woordher...

2025-07-16
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Nippertje

Nippertje is in 1928 voor het eerst opgetekend, in het Fries, als nipperke. Het woord is afgeleid van het werkwoord nippen 'met klein teugjes drinken'. Begin jaren zestig is het ook in Zuid-Holland gesignaleerd. Het Amerikaans-Engels kent het woord nipper voor 'borrel'.

2025-07-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nippertje

nippertje - zelfstandig naamwoord uitspraak: nip-per-tje 1. het allerlaatste moment ♢ zij haalde de trein op het nippertje Zelfstandig naamwoord: nip-per-tje het nippertje

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nippertje

s.n.; op het -tje, op it kantsje ôf, op ’e hip, op it hipke, op it nipen ôf, op it nipperke, op it nipke, op ’e snaren omt ôf, op haren en snaren (omt) ôf; het is op het —, it is wikkerdewik, wipperdewip, karrekar, knikkert op ’e kant.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nippertje

o. (verwant met nijpen, nippen): zegsw. hij kwam (net) op het nippertje, op de laatste minuut; loop, het is op het nippertje.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nippertje

o., in de uitdr.: op het nippertje, op het laatste ogenblik, ternauwernood: ik heb de trein op het nippertje gehaald.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

nippertje

nippertje geleed woord Zie: nippen