nieuwbouw
nieuwbouw - Zelfstandignaamwoord 1. de bouw van huizen en andere gebouwen. ♢ Er wordt nieuwbouw gepleegd. 2. een pas gebouwde wijk. ♢ De nieuwbouw werd vorig jaar opgeleverd. Woordherkomst samenstelling van nieuw en bouw
Wiktionary (2019)
nieuwbouw - Zelfstandignaamwoord 1. de bouw van huizen en andere gebouwen. ♢ Er wordt nieuwbouw gepleegd. 2. een pas gebouwde wijk. ♢ De nieuwbouw werd vorig jaar opgeleverd. Woordherkomst samenstelling van nieuw en bouw
Muiswerk Educatief (2017)
nieuwbouw - zelfstandig naamwoord uitspraak: nieuw-bouw 1. gebouwen of woningen die nieuw zijn ♢ hij woont tegenwoordig in de nieuwbouw van het dorp 2. nieuw gebouwd deel ♢ in de nieuwbouw van h...
Fink (1998)
Degene die in een droom een nieuw huis bouwt of laat bouwen, zou in de waaktoestand iets voor z’n psychische en lichamelijke welzijn moeten doen. De nieuwbouw kan ook het einde van een moeilijke periode symboliseren. (Zie ook ‘Huis’).
G. Senger (1985)
Het huis dat in uw droom wordt gebouwd, bent u zelf. De voortgang van de bouw symboliseert uw eigen vorderingen op de weg naar zelfbewustwording. U viert pannebier: uw nieuwe psychische woning is nog wel niet gereed, maar het belangrijkste werk is achter de rug. Het betreft hier duidelijk een bijzonder gunstige droom. U heeft een nieuwe levensinste...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Du. Neubau], m., 1. nieuwe bouw; 2. nieuwgebouwd huis; nieuw gedeelte van een gebouwencomplex; nieuwe wijk(en) van een stad of dorp: hij woont in de nieuwbouw; nieuw gebouwd schip.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: