Wat is de betekenis van niettegenstaande?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

niettegenstaande

niettegenstaande - Voorzetsel 1. duidt een conditie aan ondanks dewelke iets plaatsvindt

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

niettegenstaande

niettegenstaande - voorzetsel uitspraak: niet-te-gen-staan-de 1. het gebeurt toch, hoewel er tegenwerking is ♢ niettegenstaande het onweer gingen we zwemmen Voorzetsel: niet-te-gen-staan-de Synoniemen ondanks

2024-04-27
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

niettegenstaande

ondanks, hoewel Van enkele afbeeldingen die in dit boek werden opgenomen konden de rechthebbenden niet bereikt worden, niettegenstaande onze inspanningen. (Eliane Van den Ende, Karakterdames) Een deugddoende en verdiende overwinning niettegenstaande wij de ploeg op verschillende plaatsen moesten wijzigen', aldus traine...

2024-04-27
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

niettegenstaande

(bijna nooit) ondanks, hoewel, ofschoon, desalniettemin

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Niettegenstaande

praep. & conj., nettsjinsteande; — dat, mei dat al, likegoed.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Niettegenstaande

I. voorz., ondanks, in weerwil van : niettegenstaande het slechte weer ging hij toch uit. II. voegw., ofschoon, hoezeer, ter verbinding van een toegevende bijzin aan de hoofdzin: niettegenstaande (dat) wij alle voorzorgen hadden genomen, is de proef toch mislukt.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

niettegenstaande

(in weerwil van, ondanks, trots, in spijt van) 1. vz.: niettegenstaande zijn ijver; 2. vgw.: niettegenstaande hij ijverig studeerde, zakte hij.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

niettegenstaande

(ni:ttegən'sta:ndə). vz. 1. in weerwil van, ondanks, trots : mijn pogingen gelukte het niet. 2. vgw. ofschoon, hoezeer : hij werd gewaarschuwd beging hij toch die onvoorzichtigheid.