Nesteling
I. m. (-en), 1. (jag.) jachtvogel die jong uit het nest genomen is ; 2. alver (Cyprinus alburnus). II. v., het nestelen.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. m. (-en), 1. (jag.) jachtvogel die jong uit het nest genomen is ; 2. alver (Cyprinus alburnus). II. v., het nestelen.
Wiktionary (2019)
nesteling - Zelfstandignaamwoord 1. (valkerij) een jonge roofvogel uit eigen kweek die nog opgeleid moet worden ♢ Deze vogel is een nesteling en is dus niet uit de natuur gehaald. Woordherkomst Naamwoord van handeling van nestelen met het achtervoegsel -ing
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
I.('nestəling) v. (-en) het nestelen. II ('nestaling) m. (-en) hij die nestelt.
J.H. van Dale (1898)
1. Nesteling m. (-en), een jonge vogel, nestvogel. 2. Nesteling m. (-en), (nat. hist.). Zie ALVER en HESSELING.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: