Wat is de betekenis van Nativiteit?

2024-04-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Nativiteit

[Fr. nativité, van Lat. nativitas = geboorte] geboortencijfer.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Nativiteit

geboortencijfer

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Nativiteit

geboortecijfer; stand der sterren op het uur der geboorte.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nativiteit

(<Fr.), v., 1. toekomstig lot (bij het horoscooptrekken); 2. geboortecijfer, verhouding van het aantal geboorten tot het aantal inwoners.

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

nativiteit

v. geboorte-uur; het lot, dat de mens volgens de stand der sterren bij zijn geboorte te wachten staat en hem voorspeld kan worden (zie horoscoop).

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nativiteit

v. (Fr. [Lat. nativitas]: geboorte; geboorte-uur; geboortecijfer).

2024-04-29
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

nativiteit

v. geboorte-uur.

2024-04-29
Occult woordenboekje

D. van Veen Jzn. (1936)

Nativiteit

geboorte-uur; het lot, dat de mens, volgens de stand der sterren bij zijn geboorte, te wachten staat en hem voorspeld kan worden. (Sterrenwichelarij; zie: horoscoop).

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nativiteit

(nativi'teit) v. [Fr. < Lat. nativitas] I. Eig. geboorte. II. Metn. 1. geboorte-uur. 2. geboorte-cijfer.

Gerelateerde zoekopdrachten