Wat is de betekenis van Natijd?

2024-04-29
Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Natijd

In de Egyptische kunst de periode van de 21ste tot 31ste dynastie (1090-30 v. Chr.).

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Natijd

m., 1. herfst, najaar, inz. m. betr. tot de haringvangst; 2. iemands nadagen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

natijd

m. (eig. tijd, die nakomt; herfst, najaar, ook wel: iems. nadagen).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

natijd

(’na:) m. later komende 1. W. o. najaar, herfst. 2. iemands nadagen.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

natijd

m., 1. herfst, najaar, vooral met betrekking tot de haringvangst; 2. naseizoen; 3. iemands nadagen.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Natijd

m. tijd die nakomt; herfst, najaar.

2024-04-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Natijd

Natijd, m. tijd die nakomt; herfst, najaar. *...TIMMEREN, bw. gel.