Wat is de betekenis van naderhand?

naderhand - Bijwoord 1. in de tijd erna ♢ Ze zijn naderhand nog een biertje gaan drinken. Woordherkomst Samenstelling van na, de en hand

naderhand - bijwoord uitspraak: na-der-hand 1. na enige tijd ♢ naderhand was ik het toch wel met hem eens Bijwoord: na-der-hand Synoniemen achteraf, later Tegenstellingen aanvankelijk, eerst, oorspronkelijk

later, daarna.

adv., efternei, letter(tiid), neitiid, neijerhân, -tiid, neimels, -miels.

...

bw., na dat wat het zinsverband uitdrukt, later: naderhand zal hij er berouw van hebben.

bw. (daarna, later): hij belooft het en naderhand is hij alles vergeten.

(nadər'hant) bw. daarna, later: dat gevoel van meerderheid is hem steeds bijgebleven.

bw., na dat wat het zinsverband uitdrukt, later: naderhand zal hij er berouw van hebben.