Wat is de betekenis van Mommelen?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mommelen

(mommelde, heeft gemommeld), 1. binnensmonds spreken, mompelen; 2. (dicht.) gonzen <van insecten); 3. (gew.) gebrekkig en langzaam kauwen, inz. van personen, die geen tanden hebben.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mommelen

(mommelde, heeft gemommeld) [klnb.] 1. binnensmonds spreken : zij kroop -d in haar schulp. 2. er heimelijk over spreken : men mommelde van dat huwelijk. 3. gonzen : de bij danst -d op de bloemen. 4. Gew. binnensmonds kauwen.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mommelen

Mommelen (mommelde, heeft gemommeld), binnensmonds spreken, binnensmonds morren, mompelen ; — (gew.) gebrekkig en langzaam kauwen, inz. van personen, die geen tanden hebben. MOMMELING, v. het mommelen.

2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Mommelen

Mommelen, ow. gel. (ik mommelde, heb gemommeld), binnensmonds spreken, - morren, mompelen. *...LING, v. het mommelen.