Mommelen
(mommelde, heeft gemommeld), 1. binnensmonds spreken, mompelen; 2. (dicht.) gonzen <van insecten); 3. (gew.) gebrekkig en langzaam kauwen, inz. van personen, die geen tanden hebben.
Van Dale Uitgevers (1950)
(mommelde, heeft gemommeld), 1. binnensmonds spreken, mompelen; 2. (dicht.) gonzen <van insecten); 3. (gew.) gebrekkig en langzaam kauwen, inz. van personen, die geen tanden hebben.
Jozef Verschueren (1930)
(mommelde, heeft gemommeld) [klnb.] 1. binnensmonds spreken : zij kroop -d in haar schulp. 2. er heimelijk over spreken : men mommelde van dat huwelijk. 3. gonzen : de bij danst -d op de bloemen. 4. Gew. binnensmonds kauwen.
J.H. van Dale (1898)
Mommelen (mommelde, heeft gemommeld), binnensmonds spreken, binnensmonds morren, mompelen ; — (gew.) gebrekkig en langzaam kauwen, inz. van personen, die geen tanden hebben. MOMMELING, v. het mommelen.
I.M. Calisch (1864)
Mommelen, ow. gel. (ik mommelde, heb gemommeld), binnensmonds spreken, - morren, mompelen. *...LING, v. het mommelen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: