Wat is de betekenis van molentje?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

molentje

1) (1997) (drugs) XTC-pil met de afbeelding van een molentje. • Het is drie uur 's nachts geworden en Johan verklaart plechtig dat hij eerst een zonnetje en zojuist nog een half molentje naar binnen heeft gewerkt en dat hij er nog niet veel van merkt en Desiree ook niet, eerlijk niet, je wordt er alleen een beetje warrig van, van deze pillen....

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

molentje

molentje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord molen

2024-04-28
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Molentje

Molentje - de Militaire Willemsorde.

2024-04-28
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

molentje

Zie citaat. In de Raleighploeg was een hele studie gemaakt van deze discipline. Sinds de eerste ploegentijdrit in de Tour de France werd gereden, in 1954, reden renners in een ‘molentje’ rond. De man op kop werd afgelost doordat de achter hem rijdende coureur over hem heen sprintte. Op die manier reden voortdurend twee renners in de wind en bestond...

2024-04-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

molentje

molentje - Verschillende soorten speelgoed waarvan de belangrijkste delen ronddraaien of -tollen.

2024-04-28
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

MOLENTJE

Buurtschap ten noordwesten van de stad → IJzendijke; in de vroegere gemeente IJzendijke, thans gemeente Oostburg. Er stond vroeger een korenmolen.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Molentje

o. (-s), 1 kinderspeelgoed van vier wiekjes, welker as aan een stokje bevestigd is; — (spr.) met molentjes lopen, niet goed wijs zijn. 2. molentjes, gekheid, grillen: ‘t zijn maar molentjes!

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

molentje

('mo:lәntjә) o. (—s) vklw. van →: molen.