Wat is de betekenis van Molenbeek?

2024-04-27
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Molenbeek

Beek van een watermolen.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Molenbeek

v. (...beken), beek waarvan het water een molen in beweging brengt.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

molenbeek

v. -beken; stromend watertje, dat het molenrad in beweging brengt.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Molenbeek

('mo:lәn) = Sint-Jans-Molenbeek.

2024-04-27
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Molenbeek

Molenbeek - verschillende stroompjes o. a. zijrivier van den Gelderschen IJsel, die onder het Apeldoornsch kanaal met een grondduiker doorgaat; ze is van 3 stuwen voorzien, welke gedeeltelijk de kracht leveren voor de papiermolens van Beekbergen.

2024-04-27
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Molenbeek

buurtschap in de gemeente Oostel-Westel-en-Middelbeers, N.-Brab.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Molenbeek

MOLENBEEK, een loopend water, in Gelderland, in de nabuurschap van Arnhem, zijnen oorsprong neemende uit de nabij gelegene bergen. Het wordt dus genaamd naar de Molens, welke het, om en in de zo even gemelde Stad, aan den gang houdt. De Beek ontlast zich in den Rhijn.