Mokumer
1) (1906) (ook: Mokummer) (< Jidd.) (Barg.) Amsterdammer. • En al kroop je op je borstvin overeind, je bleef als triestige Mokumer op de steenen staan, met leege knuisten. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912) • Maar aan deze discussie werd door een stevigen Mokummer een einde gemaakt... (de Groene Amsterd...