Wat is de betekenis van Mokumer?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Mokumer

1) (1906) (ook: Mokummer) (< Jidd.) (Barg.) Amsterdammer. • En al kroop je op je borstvin overeind, je bleef als triestige Mokumer op de steenen staan, met leege knuisten. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912) • Maar aan deze discussie werd door een stevigen Mokummer een einde gemaakt... (de Groene Amsterd...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Mokumer

Mokumer - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) Amsterdammer Woordherkomst Herkomst: Jiddisj (vernederlandste vorm) afgeleid van Mokum met het achtervoegsel -er

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mokumer

m. (-s), Amsterdammer.

2024-04-26
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

Mokumer

Amsterdammer.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mokumer

m. (—s) Barg. Amsterdammer.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten