moederloog
oorversadigde oplossing waaruit kristalle gevorm word; vloeistof wat oorbly.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., (scheik.) 1. oververzadigde oplossing waaruit zich kristallen afzetten; 2. de na de kristalvorming overblijvende vloeistof.
Winkler Prins (1949)
(scheik.), oplossing, die achterblijft als uit een zoutoplossing de gemakkelijkst kristalliseerbare zouten zich hebben afgezet.
M. J. Koenen's (1937)
v.; scheik. oververzadigde oplossing, waaruit kristallen zich afzetten; de na de vorming dier kristallen overblijvende vloeistof; inz. droesem in de pan ener zoutkeet.
Dr. L.M. Metz (1937)
De vloeistof, welke achterblijft, wanneer men uit een zoutoplossing het grootste gedeelte van het zout door kristallisatie heeft afgescheiden. Ook de melasse der suikerfabrieken, de laatste stroop, die na herhaaldelijk inkoken en slingeren van het suikersap overblijft, is moederloog.
John Kooy (1933)
de vloeistof, die overblijft, nadat zich een deel v/h opgeloste zout heeft gekristalliseerd.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(geol.) noemt men de oplossing, die achterblijft, als uit een zoutoplossing de voornaamste bestanddeelen zijn uitgekristalliseerd. De m. bij de indamping van zeewater ontstaande, nadat het keukenzout is uitgekristalliseerd, is rijk aan kalizouten en bevat ook de bromiden en jodiden. ➝ Zoutafzettingen.
Jozef Verschueren (1930)
v. en o. 1. Eig. oververzadigde oplossing, waaruit kristallen zich afzetten. 2. Metn. vloeistof die na de vorming dier kristallen overblijft.
Dr. Ch. Bles (1929)
het vocht dat overblijft, wanneer een stof uit een oplossing door kristallisatie is uitgescheiden.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: