Wat is de betekenis van mobiliteit?

2024-03-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mobiliteit

mobiliteit - Zelfstandignaamwoord 1. het mobiel zijn 2. beweeglijkheid Woordherkomst Van het Engelse mobility of het Franse mobilité, van het Latijnse 'mobilitas' of van mobiel met het achtervoegsel -iteit

2024-03-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

mobiliteit

mobiliteit - zelfstandig naamwoord uitspraak: mo-bi-li-teit 1. het beweeglijk en vlug zijn ♢de mobiliteit van deze bejaarden laat te wensen over 1. sociale mobiliteit [een andere sociale positie ku...

2024-03-19
Begrippenlijst toerisme

Digischool (2010)

Mobiliteit

Mobiliteit is de beweeglijkheid of het gemak waarmee iemand zich verplaatst.

2024-03-19
Arbeidsmarktmakelaars begrippenlijst

H. van Lieshout (2007)

Mobiliteit

Aantal bewegingen op de arbeidsmarkt.

2024-03-19
Sport en beweging

Margreet Weide (2006)

Mobiliteit

Beweeglijkheid van de gewrichten: - hypermobiliteit: overbeweeglijkheid van de gewrichten doordat de gewrichtsbanden erg elastisch en rekbaar zijn; - hypomobiliteit: verminderde beweeglijkheid, stijfheid van de gewrichten.

2024-03-19
Verpleegkundig woordenboek

Anneke van Schie (2000)

Mobiliteit

Het vermogen om je fysiek voort te bewegen; dit impliceert alle vormen van voortbeweging, dus zonder hulpmiddel (b.v. lopen), maar ook met b.v. rolstoel, of gemotoriseerd voertuig.

2024-03-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Mobiliteit

beweeglijkheid; vluchtigheid

2024-03-19
Psychologie en Sociologie

Ella Wijsman (1992)

Mobiliteit

Beweeglijkheid, hier de mogelijkheid om van positie te veranderen binnen een sociale structuur (sociale mobiliteit).

2024-03-19
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

mobiliteit

(L., mobilis = beweeglijk), vermogen om zich actief voort te bewegen.

2024-03-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Mobiliteit

beweeglijkheid ; vluchtigheid.

2024-03-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mobiliteit

(<Fr.), v., beweeglijkheid, vlugheid.

2024-03-19
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

mobiliteit

v. beweeglijkheid, gemakkelijke verplaatsbaar heid; onvastheid, vluchtigheid, onbestendigheid.

2024-03-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mobiliteit

v.; Fr. (Lat. mobilitas): beweeglijkheid; vluchtigheid.

2024-03-19
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

mobiliteit

bewegelijkheid.

2024-03-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mobiliteit

(mobili'teit) v. beweeglijkheid, vluchtigheid, onbestendigheid.

2024-03-19
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

mobiliteit

mobiliteit - v., beweeglijkheid; vluchtigheid, onbestendigheid.

2024-03-19
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Mobiliteit

lat., bewegelijkheid, onbestendigheid.

2024-03-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mobiliteit

Mobiliteit v. beweeglijkheid, vlugheid.

2024-03-19
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

mobiliteit

mobiliteit - v. gmv. bewegelijkheid, vlugheid