mismeesteren
(19e eeuw) (Vlaanderen) oorspr. (als geneesheer) medisch verkeerd behandelen; beunhazen; (meer alg.) beschadigen; verknoeien. Meesteren in de zin van 'dokteren' werd ook in Groningen opgetekend. • Mismeesteren. W. , b . , onschb . ( klemt . op meesteren ). – Verkeerd , kwalijk meesteren. Den doktoor héet de ' zieke heelemaal mis ....