Minnelijk
adj. & adv., minlik.
Van Dale Uitgevers (1950)
MINLIJK, bn. bw. (-er, -st), 1. lieflijk, beminnelijk, aanvallig: haar minnelijk gelaat; 2. niet samengaand met dwang, in der minne plaats hebbend : bij minnelijke schikking, zonder tussenkomst van de rechter.
Jozef Verschueren (1930)
('minnələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. vriendelijk : een onthaal; groeten. 2. vriendschappelijk : een geschil; een -e schikking; iets schikken, in der minne.
J.H. van Dale (1898)
Minnelijk MINLIJK, bn. bw. (-er, -st), vriendelijk, aanvallig: haar minnelijk gelaat; verplichtend, voorkomend, vriendelijk: minnelijke woorden; bij minnelijke schikking, zonder tusschenkomst van den rechter. MINNELIJKHEID, MINLIJKHEID, v. beminnelijkheid, lieftalligheid; minzaamheid, vriendelijkheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: