Wat is de betekenis van Millioen?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Millioen

(<Fr.), o. (-en), 1. duizendmaal duizend: Amsterdam zal weldra een millioen inwoners hebben; 2. aantal of hoeveelheid van 1.000.000: hij heeft een millioen, 1.000.000 gld.; een tekort van zes millioen; — de millioenen, de volksmassa’s die men bij het millioen telt; 3. (bij uitbr.) bijzonder groot getal, o...

2024-04-26
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Millioen

duizend maal duizend: 1.000.000.

2024-04-26
Vreemde woorden in de wiskunde

Dr. E.J. Dijksterhuis (1939)

Millioen

(< Fr. million) < Ital. millionz). Het woord verbreidt zich in de 14e eeuw van Italië uit in het handelsverkeer en onder rekenmeesters en dringt in de 16e eeuw in ons land door.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

millioen

o. -en, millioentje; (Fr. million): duizend keer duizend; in het mv. fig. zeer groot aantal.

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Millioen

Ong. 1500 is dit woord in Italië opgekomen voor duizendmaal duizend.

2024-04-26
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Millioen

Millioen - 1000 maal 1000.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Millioen

Millioen o. (-en), duizendmaal duizend: vier millioen inwoners; als eene eenheid samengevat: de milllioenen staan op de zevende plaats; een bijzonder groot getal, eene ontelbare menigte : millioenen sprinkhanen zetten zich op het veld neer. MILLIOENTJE, o. (-s).