Wat is de betekenis van Mildheid?

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Mildheid

s., myldens; (vrijgevigheid), gollens, goederjowskens, rynskens, foldiedigens, -dedigens.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mildheid

v., 1. toegeeflijkheid, zachtheid: de gevangenen met mildheid behandelen; 2. goedgeefs-, milddadigheid: hij wordt algemeen geprezen om zijn mildheid.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mildheid

v. -heden; goedgeefsheid, milddadigheid; overvloedigheid; Z.-N. zachtheid.

2024-04-30
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Mildheid

is die zachtheid van gemoed, die neigt tot matiging van straf en vergelding om den evenmensch niet meer te bedroeven dan noodig of nuttig is. Zij keert zich rechtstreeks tegen alle wreedheid en onmenschelijke hardheid, maar geenszins tegen gepaste gestrengheid; al naargelang van de omstandigheden zal de een of de andere den toon moeten aangeven. Ve...

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mildheid

('miltheit) v. (...heden) 1. Eig. het mild zijn. 2. Metn. daad van mildheid.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mildheid

Mildheid v. milddadigheid: hij wordt algemeen geprezen om zijne mildheid; toegeeflijkheid, zachtheid: de gevangenen met mildheid behandelen; de wetten met mildheid toepassen; — (...heden), daad van milddadigheid.