meuk
1) (19e eeuw) (inf.) (oorspr. bewaarplaats voor appelen of peren) rommel; ouwe troep; rotzooi; soms ook: onzin of geld (een goeie meuk: een aardig sommetje). Wiebelen met die meuk: weg met die rommel! Deze uitdrukking wordt vermeld op de website ‘Taalkabaal’ (ongedateerd). 'Meuken' is een gewestelijk woord voor: rommel maken. • meu...