Wat is de betekenis van meubilair?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

meubilair

meubilair - Zelfstandignaamwoord 1. een verzameling meubels bedoeld om een kamer mee in te richten We hebben net een nieuw meubilair aangeschaft. meubilair - Bijvoeglijk naamwoord 1. betrekking hebbend op de inrichting van een gebouw Woordherkomst afgeleid van het Fr...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

meubilair

meubilair - zelfstandig naamwoord uitspraak: meu-bi-lèr 1. alle meubels bij elkaar ♢het meubilair van mevrouw Van Berkel is nogal ouderwets Zelfstandig naamwoord: meu-bi-lèr het meubilair

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Meubilair

huisraad

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Meubilair

s.n., húsrie (it).

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Meubilair

I. bn., tot het huisraad behorende: meubilaire goederen. II. zn. o., 1. (rechtst.) huisraad; 2. de meubelen waarmee een kamer of een huis is gestoffeerd.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

meubilair

1. o.; (Fr. mobiliaire met invloed v. meubel): huisraad: het meubilair van een kamer, de verschillende meubels ener kamer; 2. bn.; op het huisraad betrekking hebbende, daartoe behorende: diverse meubilaire en andere goederen; ook: (Fr.) mobilair.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

meubilair

(meubi'le:r) 1. o. [Fr.] gezamenlijke meubels, huisraad. 2. bn. tot het meubilair behorend : -e goederen.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

meubilair

I. bn., tot het huisraad behorend: meubilaire goederen; II. zn. o., 1. (vero. en rechtstaal) huisraad; 2. de meubelen waarmee een kamer of een huis is gestoffeerd; bij het horen, er vaste bezoeker zijn.