meieren
(1906) (inf.) voortdurend en tot vervelens toe over iets praten; zeuren; zaniken. Ook: 'doormeieren over iets'. Zie ook nog: kletsmeier*. • Voorwaar, voorwaar, ik zeg U, Wilhelmus van Peuteren, zoo waar het vervullen van zijn naastbijliggenden plicht hooger staat dan het kletsen en meieren over collectieve inferioriteit van het individu, zoo w...