Wat is de betekenis van meieren?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

meieren

(1906) (inf.) voortdurend en tot vervelens toe over iets praten; zeuren; zaniken. Ook: 'doormeieren over iets'. Zie ook nog: kletsmeier*. • Voorwaar, voorwaar, ik zeg U, Wilhelmus van Peuteren, zoo waar het vervullen van zijn naastbijliggenden plicht hooger staat dan het kletsen en meieren over collectieve inferioriteit van het individu, zoo w...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

meieren

meieren - Werkwoord 1. (intr) (informeel) zeiken, vervelend kletsen, zaniken, zeuren

2024-04-28
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

meieren

(< meier, rentmeester), zeuren: Parooll. meikever, 1. (iemand die (net als het diertje) naar buiten komt als het klimaat hem bevalt) profiteur, Pl. Amst; 2. boef, stelende zwerver: Zij maakte een meikever van hem, een vuilen zwerver, en schooier, QUERIDO 4, 2-7

2024-04-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Meieren

ww [mogelijk omdat boerderijmeiers hun personeel bekritiseerden] zaniken, zeuren, vervelend kletsen (vgl. kletsmeier).

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Meieren

(meierde, heeft gemeierd), (volkst.) kletsen, zaniken.

2024-04-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

meieren

mengen, vermengen, dooreenmengen; wassen (van speelkaarten).

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

meieren

(meierde, heeft gemeierd), (volkstaal) vervelend kletsen, zaniken.

2024-04-28
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)