Wat is de betekenis van meewarig?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

meewarig

meewarig - Bijvoeglijk naamwoord 1. (al of niet geveinsd) medelijden tonend Met een meewarige blik gaf hij de student het huiswerk met een onvoldoende terug. Woordherkomst Samenstellende afleiding van mee en waar met het achtervoegsel -ig

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

meewarig

meewarig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: mee-wa-rig 1. met een beetje medelijden ♢als ik vertel dat ik geen huis heb, word ik meewarig aangekeken 2. een beetje spottend ♢Joeri keek me meewari...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

meewarig

medelydend.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Meewarig

adv., meilydsum, meilijich, meilijend, bigien.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Meewarig

bn. bw. (-er, -st), deelnemend, met medegevoel (zwakker dan medelijdend): op meewarige toon; hij zag hem aan met meewarige blikken.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

meewarig

bn., bw.; vroeger: vriendelijk, minzaam; barmhartig; thans: zacht-medelijdend; vriendelijk-medelijdend; spreken op meewarige toon; hij keek hem meewarig aan.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

meewarig

(me'wa:rәch) bn. en bw. (-er, -st) [mede + waar, oprecht, vriendelijk] 1. Veroud. vriendelijk, minzaam. 2. deelnemend, medelijdend : met iets -s in haar stem; kijken.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Meewarig

Warig is een afl. van een oud woord, dat vriendelijk, zacht beteekende. Meewarig wil dus oorspr. zeggen: vriendelijk met of jegens iemand zijn; bijv. Hooft schrijft nog: „Philips II was noch meewarig noch spraakzaam. „Een ander dichter zegt: „Aan mijn minlijke en meewarige Echtgenoote/’ En Vondel schrijft: „De Godheid...