Wat is de betekenis van mazzelen?

2024-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

mazzelen

1) (1937) (inf.) geluk hebben, boffen. Kijk ook onder mazzel*. • Jullie hebben gemazzeld, zei de wachtmeester.... En het was of toen een oogenblik de last van bureaucratie en gerechtigheid wat minder drukkend werd; de verhuizers stonden er voor wat ze waren: menschen, die aan de dood ontkomen zijn. (J.K. van Eerbeek: Beumer & Co. 1937) &b...

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mazzelen

mazzelen - Werkwoord 1. (intr) boffen Woordherkomst afgeleid van mazzel met het achtervoegsel -en

2024-04-30
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

mazzelen

geluk hebben: ‘Als ze Soetono krijgen ...’ ’Dan mazzel jij’, BAKKER3 126.

2024-04-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Mazzelen

geldelijk voordeel hebben, goede zaken doen, geluk hebben.

2024-04-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Mazzelen

boffen; voordeel behalen

2024-04-30
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Mazzelen

alleen in de Nederlandse volkstaal, zaken doen; vaak in minder gunstige zin gebruikt; ook masselen; gevormd van mazzel, massel.

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Mazzelen

goede zaken doen

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mazzelen

(heeft gemazzeld), voordeel behalen, verdienen, goede zaken doen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

mazzelen

(mazzelde, heeft gemazzeld) voordeel behalen, goede zaken doen.

Gerelateerde zoekopdrachten