Wat is de betekenis van MASTGAT?

Water tussen Duiveland in het noordwesten en Tholen en de Krabbenkreek in het zuidoosten; het vormt de verbinding tussen → Keeten en → Zijpe en dankt zijn naam aan een (volgens de kroniek van → Smallegange) aldaar gezonken kaag (1671), waarvan de mast lange tijd zichtbaar bleef. LITERATUUR Wilderom, Tussen afsluitdammen II. V...

o. (-en), (zeew.) opening in het dek waar een mast doorheen gaat, vissing.

Zeearm tusschen de eilanden Tholen en Duiveland in de prov. Zeeland. Onderdeel van den waterweg Rotterdam—Antwerpen.

I ('mast) o. (-en) gat, opening in een scheepsdek, waar de mast doorheen gaat. Syn. vissing. II ('mast) o. stroom in Zeeland.

Mastgat, - zeeboezem in Zeeland, tusschen Tolen en Duiveland (genoemd naar den mast van een in 1671 gezonken schip, die lang boven het water uitstak). Belangrijk bootverkeer van Numansdorp en Zuid-Beierland op Zierikzee, gaat door Zijpe, Mastgat, Keeten, enz.

Mastgat o. (-en), (zeew.) opening in het dek waar de mast doorheen gaat, vissing; ...GIJN, ...JIJN, o. (-en), gebruikt om zware masten in en uit te zetten; ...HAMER, m. (-s), een drijfijzer om de banden rondom de scheepsmasten aan te drijven; ...HOUT, o. pijnboomenhout; al de masten van een schip.

een Vaarwater, loopende ten Zuiden van het Zeeuwsche Eiland Duiveland. Het heeft zijnen naam ontleend van eene Kaag, in den Jaare 1671 aldaar in den grond gestooten, waar van de Mast nog zeer lang boven ’t water uitstak. Door verloop van tijd is hier eene Diepte gespoeld, bevaarbaar voor de Schepen. Zie SMALLEGANGE.