Wat is de betekenis van Mankop?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mankop

MANKOP, o. (-pen), (plantk.). Zie MAANKOP en de samenstellingen.

2025-07-16
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Mankop

Mankop, (B. MAANKOP), o. (-pen), (plant.) slaapbol. *-STROOP, m. zek. geneesmiddel. *-ZAAD, o. gmv.

Gerelateerde zoekopdrachten