Manitoe
m., bij de Indianen: Grote Geest.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. Manitou, van Algonkin manitu = hij die alles overtreft] 1. (bij de Indianen) bovennatuurlijke kracht en macht; 2. onder invloed van missionarissen verbasterd tot goede of slechte geest, duivel, in het algemeen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Winkler Prins (1949)
of Manito, bij de Algonkin-Indianen naam voor het bovennatuurlijke of hetgeen daarmee in verband staat. In Hiawatha van Longfellow: de Grote Geest.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Woord aan de Algonkins ontleend en vaak vergeleken met → mana. Over de juiste beteekenis wordt onder de ethnologen gestreden. Het kan beteekenen: zeldzaam, bemerkenswaardig, ongewoon, machtig, wonderbaar, zonder dat er maar de minste aanduiding bestaat, dat het eene in bepaalde dingen inwonende macht zou aanduiden. Dikwijls beteekent het ook:...
Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)
beschermgeesten of góden, die dooide wilden van Noord-Amerika aangebeden worden, inzonderheid in Illinois. De opperste der M. heet Opperste M.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: