Wat is de betekenis van manhaftig?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

manhaftig

manhaftig - Bijvoeglijk naamwoord 1. moedig, strijdbaar Woordherkomst afgeleid van man met het achtervoegsel -haftig

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

manhaftig

zie krijgshaftig

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

manhaftig

dapper; parmantig.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Manhaftig

adj. & adv., manmoedich, -haftich, manlik, stoer.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

manhaftig

bn. en bw. (—er, manhaftigst), vol moed, koen, kloekmoedig: een manhaftige daad; zich manhaftig gedragen; (iron.) parmantig: een manhaftig kereltje.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)