Wat is de betekenis van Maalschap?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Maalschap

v. (-pen), (gew.) mark, gemeenschappelijke onverdeelde grond van een gemeente; buurtschap.

2025-07-16
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Maalschap

gemeenschappelijke onverdeelde grond van de gemeente.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

maalschap

v. maalschappen; buurtschap, gew. o.a. in Gelderl.; verg. marke.

2025-07-16
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Maalschap

Maalschap, - gemeente, mark (zie MARKEN en MARKENWET); maalmannen, markgenooten; maalrecht, aandeel of recht, dat iemand heeft in de maal of mark; ook de som, die men betaalt om zoodanig aandeel te verkrijgen.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

maalschap

v. (-pen), mark.

2025-07-16
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Maalschap

gemeente, mark, de gemeenschappelijke, onverdeelde grond eener gemeente; maalrecht, aandeel of recht dat iemand heeft in de maal of mark, ook de som die men betaalt om zoodanig aandeel te verkrijgen.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Maalschap

Maalschap v. (-pen), (gew.) mark, gemeenschappelijke onverdeelde grond eener gemeente; buurtschap.

Gerelateerde zoekopdrachten