Luthersch
Luthersch bn. van Luther: de Luthersche kerk; Luthersche bijbel; — (gemeenz.) hij wordt Luthersch als je daarover spreekt, boos, kwaad; — (Z. A.) hij hield zich (dood) Luthersch, dood onschuldig; — de Lutherschen, m. mv. de Lutheranen; eene Luthersche (vrouw).