Wat is de betekenis van lus?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lus

(2007) (Leiden, oorspr. stud?) mannelijk geslachtsdeel. • (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991) • (Hans Heestermans: Leidens mooiste woord. 2007) • (Hans Heestermans: Het Leids Woordenboek. 2007) • ‘De prostitutie in Jakarta is voorbehouden aan connaisseurs, meneer de b...

2024-04-28
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

lus

Zie Lusje

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lus

lus - Zelfstandignaamwoord 1. een kring aangebracht in een touw of band Er zit een lusje aan om het op te kunnen hangen. 2. een seriematige herhaling. 's Nachts wordt er op televisie een lus van journaals uitgezonden.

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

lus

lus - zelfstandig naamwoord 1. stukje touw of lint dat een rondje vormt, waar je iets doorheen kunt steken ♢ de jas hangt aan een lusje op de kapstok Zelfstandig naamwoord: lus de lus de lussen ...

2024-04-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

lus

lus - Verschillende soorten kleine dunne objecten die van iets afhangen, of andere middelen die van een object uitsteken, meestal bedoeld als identificatie, handvat of sluiting; ook wel ter versiering aan de randen van kledingstukken.

2024-04-28
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Lus

m -> Lusje (Fri.).

2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

lus

begeerte, aandrif; hartstog; begeerte om iets te eet; plesier, welbehae, genot; sien lis; gelus, lus vir iets hê.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Lus

s., luts, luds, ludze, strûp(e), trins.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)