Wat is de betekenis van luitjes?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Luitjes

o. (-s), (met een bijbet. van vriendelijk of medelijdend neerzien op): wij moeten de goede luitjes laten beweren wat ze verkiezen.

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

luitjes

luitjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord lui 2. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord luit

2025-07-17
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Luitjes

Petrus Franciscus Arnoldus; geb. Amsterdam 19 maart 1818, overl. Amsterdam 29 oktober 1889. Woonde en werkte in de hoofdstad. Van beroep kantoorbediende (1841), cargadoor (1850-1866), makelaar (na 1867), tevens goed amateurschilder van landschappen.Tentoonstellingen Amsterdam 1836-1850 en Groningen 1849: veel landschappen, w.o. bij ondergaande z...

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

luitjes

zie lui (I).

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

luitjes

(‘luitjəs) vklw. van → lui (I) : die goeie -.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

luitjes

m. (mv.), lieden, mensen (met een bijbetekenis van vriendelijk of medelijdend neerzien op).

2025-07-17
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

luitjes

luitjes geleed woord Zie: lui 2

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)