Luitjes
o. (-s), (met een bijbet. van vriendelijk of medelijdend neerzien op): wij moeten de goede luitjes laten beweren wat ze verkiezen.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), (met een bijbet. van vriendelijk of medelijdend neerzien op): wij moeten de goede luitjes laten beweren wat ze verkiezen.
Wiktionary (2019)
luitjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord lui 2. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord luit
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Pieter Scheen (1980)
Petrus Franciscus Arnoldus; geb. Amsterdam 19 maart 1818, overl. Amsterdam 29 oktober 1889. Woonde en werkte in de hoofdstad. Van beroep kantoorbediende (1841), cargadoor (1850-1866), makelaar (na 1867), tevens goed amateurschilder van landschappen.Tentoonstellingen Amsterdam 1836-1850 en Groningen 1849: veel landschappen, w.o. bij ondergaande z...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: