Loopster
v. (-s), zij die loopt; vrouw (meisje), die (dat) veel van lopen houdt; manziek meisje.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
vrouwelijke loper. vrouw die hardloopt voor de sport of uit liefhebberij; vrouwelijke loper. Voorbeelden: Bon, op een dag wordt hij opgebeld door mensen van de radio, die hem vragen of hij niet met iemand wil telefoneren. Hij weet niet goed met wie hij dat zou willen. Hij houdt eigenlijk niet zo van telefoneren. Hij heeft daar geen a...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2020-2025)
(17e eeuw) (pej.) manzieke vrouw. Reeds in het werk van Cats. Syn.: loopschuit*. • Loopster, Loopster, loopziek vrouwmensen. Mie is 'en eerste loop, ze is van ze' léven nie' thuis. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906) • Onze Leonie en onze Philomien zijn loopsters,...
Wiktionary (2019)
loopster - Zelfstandignaamwoord 1. vrouwelijke vorm van loper, vrouw die loopt Woordherkomst Naamwoord van handeling van lopen met het achtervoegsel -ster
J.H. van Dale (1898)
Loopster v. (-s), zij die loopt; vrouw (meisje), die (dat) veel van loopen houdt; manziek meisje.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: