Wat is de betekenis van loopschuit?

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

loopschuit

(18e eeuw, vero.) (o.a. Leiden, Deventer) vrouw die vaak op pad is; manzieke vrouw. Syn.: loopster*. • loopschuit, eene loopster. (Pieter Weiland: Nederduitsch taalkundig woordenboek. 1799) • Volgens Cato mag zij geene bezoeken van hare buurvrouwen ontvangen, en zelve geene loopschuit zijn. (Tijdschrift voor staathuishoudkunde en statist...

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Loopschuit

Loopschuit v. (-en), loopster; ...SLOT, o. (-en), slot waarbij alleen door het omdraaien der kruk de schoot bewogen wordt; ...SPIN, v. (-nen), (nat. hist.) eene spin die hare prooi al loopende bemachtigt; ...STAG, o. (-en), (scheepst.) looptouw.

2025-07-15
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Loopschuit

Loopschuit, v. (-en), LOOPSTER, v. (-s), vrouw of (meisje) die (dat) veel van loopen houdt; manziek meisje. *...STAG, v. (-s), (zeew.) looptouw. *...STER, v. (-s), zij die loopt; zie LOOPSCHUIT. *...STOK, m. (-ken), deel van eenen haspel. *...STRIJD, m. (-en), wedloop. *...TOUW, o. (-en), (zeew.) touw om er op te klimmen. *...VELD, o. (-en), l...

Gerelateerde zoekopdrachten