Wat is de betekenis van Lompheid?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lompheid

lompheid - Zelfstandignaamwoord 1. grove onbeleefdheid En zo voelt het ook voor de hoofdpersoon van de roman De meisjes waarmee de jonge Amerikaanse schrijfster Emma Cline dezer dagen furore maakt. Het gaat over een meisje dat van haar moeder leerde dat je pijn over routineuze lompheid hoort te verbi...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Lompheid

s., lompens, lompichheit, bottens.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lompheid

v. (...lieden), 1. plompheid: deze dieren onderscheiden zich door lompheid van bouw; 2. onbeholpenheid, onhandigheid ; 3. lompe daad, onbeschoftheid, ruwheid : in gezelschap begaat hij allerlei lompheden ; 4. grove onbeleefdheid ; onbeleefd gezegde.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lompheid

v. lompheden (het lomp-zijn, uiting er van, domheid; ruwheid, grove onbeleefdheid; onbeschoftheid): wat een lompheid!

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lompheid

v. (...heden) 1. Eig. het lomp zijn. 2. Metn. lompe daad. uiting,

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lompheid

v. (-heden), 1. plompheid: deze dieren onderscheiden zich door van bouw; 2. onbeholpenheid, onhandigheid; 3. lompe daad, onbeschoftheid: in gezelschap begaat hij allerlei lompheden; 4. grove onbeleefdheid, onbeleefd gezegde.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lompheid

Lompheid v. het lomp zijn; plompheid: deze dieren onderscheiden zich door lompheid van bouw; (mv. ...heden), lompe daad, onbeschoftheid, ruwheid: in gezelschap begaat hij allerlei lompheden.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Lompheid

Lompheid, v. gmv. zwaarte, onhebbelijkheid. *-, (...heden), onbeschoftheid, ruwheid.