Wat is de betekenis van lijfspreuk?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lijfspreuk

lijfspreuk - Zelfstandignaamwoord 1. een spreuk waarnaar iemand zijn leven inricht Wat is uw lijfspreuk precies? Woordherkomst samenstelling van lijf en spreuk

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lijfspreuk

v. (-en), zinrijke, leerzame spreuk.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lijfspreuk

v. lijfspreuken (lievelingsspreuk).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lijfspreuk

v. (-en) 1. spreuk waarnaar iemand zijn leven inricht. 2. lievelingsspreuk.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

lijfspreuk

v./m. (-en), 1. lievelingsspreuk, niet-erfelijk devies; 2. spreuk waarnaar iemand zijn leven inricht.

2024-04-27
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Lijfspreuk

spreuk waarnaar iemand zijn leven inricht, zijn handelingen toetst; leuze, lievelingsspreuk, devies.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lijfspreuk

Lijfspreuk v. (-en), lievelingsspreuk, devies; spreuk waarnaar iem. zijn leven inricht.