Wat is de betekenis van Liefdadig?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

liefdadig

liefdadig - Bijvoeglijk naamwoord 1. hulp geven uit goedheid zonder eigenbelang Woordherkomst Samenstellende afleiding van lief en daad met het achtervoegsel -ig

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

liefdadig

weldoende.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Liefdadig

adj., woldiedich.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

liefdadig

bn. (door een daad of daden zijn liefde tonende, inz. door het geven van stoffelijke steun, weldoende): liefdadige mensen, een liefdadig doel, liefdadige instellingen; zie godshuis.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

liefdadig

bn. en bw. (-er, -st) 1. door een daad inz. door het geven van materiële steun zijn liefde tonend: jegens de armen; een -e dame. 2. in verband staand met het liefdadig zijn: een doel; een -e instelling.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

liefdadig

bn. en bw. (-er, -st), 1. door het geven van stoffelijke steun zijn liefde tonend; 2. met deze steun in verband staande: een doel; liefdadige instellingen.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Liefdadig

LIEFDADIG, bn. bw. (-er, -st), weldoende tot een liefdadig doel; liefdadige instellingen. LIEFDADIGHEID, v. de vereeniging: liefdadigheid naar vermogen; — de openbare liefdadigheid inroepen.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)